Opgraving aan de Volmolenstraat
Op 2 oktober startten in opdracht van Stad Gent de werken Cluster Nieuwpoortstraat
De werken omvatten de heraanleg van de volledige as Nieuwpoort-Volmolenstraat en de zijstraten Sint-Jansvest, Oude Schaapmarkt en Houtbriel. Hierbij wordt onder andere de gedempte Sint-Jansgracht terug leesbaar gemaakt door middel van een onverharde strook in de Nieuwpoortstraat, op het einde van de Volmolenstraat gaat deze strook over in een stedelijke gracht. Verder komen er in het projectgebied waar mogelijk nieuwe bomen; in totaal 34. Alle straten krijgen binnen het nieuwe project een gescheiden riolering.
De archeologienota voor dit project is in 2020 opgemaakt door de archeologen van de Dienst Stadsarcheologie en Monumentenzorg. In het programma van maatregelen is gekozen om niet de hele projectzone op te graven maar om de focus te leggen op de plekken waar archeologische kenniswinst verwacht werd.
Het archeologisch onderzoek is door de Dienst Wegen Bruggen en Waterlopen uitbesteed aan ADEDE bvba, die in de Volmolenstraat een eerste opgraving binnen dit project uitvoert. Op deze locatie mondde de Sint-Jansgracht via de Paddegatstuw uit in de Leie. Het stuwen van het water op deze plek gebeurde al sinds de middeleeuwen en maakte deel uit van een complex waterbouwkundig systeem bestaande uit dammen, stuwen en dijken. Dit systeem, op sommige plaatsen gecombineerd met een watermolen, was er ter verdediging en bescherming van de stad tegen overtollig water en om de binnenstad bevaarbaar te houden voor de handel.
Tussen 1777 en 1779 werd door de toenmalige stadsbouwmeester Louis ’t Kint, die tevens eigenaar was van aanpalende gronden en woningen, op deze plek de stuw gereorganiseerd. De aanleiding van de reorganisatie was de vraag van de wolfabrikanten om een nieuwe stedelijke volmolen op te richten. Dit na het verdwijnen van 2 volmolens aan de Vijfwindgatenbrug. In een volmolen werden geweven, wollen stoffen vervilt. Dit gebeurde door het behameren van de weefsels in een hamerbak. Deze hamerbak was gevuld met water waaraan o.a. vet en urine werden toegevoegd. Door het behameren van de wol kromp het weefsel, liep de vezelstructuur in elkaar en werd het laken voller en wolliger. Een volmolen werd aangedreven door een waterrad. Het grote verval aan het Paddegat maakte deze locatie ideaal om een volmolen aan te drijven. Dankzij het verval kon de volmolen minstens 10 maanden per jaar draaien.
Louis ’t Kint bouwde nabij de nieuwe stuw en volmolen ook een molengebouw, bijgebouwen en magazijnen. Via kadastrale kaarten is de locatie van deze gebouwen duidelijk te achterhalen. De volmolen was tot 1859 stadseigendom (met dus een stadsmolenaar,) waarna hij in private eigendom kwam. Hij bleef ‘vollen’ tot circa 1862; daarna werd de molen enkel gebruikt als schorsmolen. In 1887 werd het waterrad buiten dienst gezet door de demping aan ’t Paddegat. De schorsmolen werd door middel van een stoommachine nog gebruikt tot 1905.
Bij de huidige wegenwerken is een deel van het stuwcomplex en de molen aangesneden, zij het slechts fragmentarisch. Dat er hiervan nog massieven tot net onder het wegdek bewaard zijn, was afleesbaar uit de verzakkingen in de straat.
ADEDE bvba kon in een eerste fase deze massieven vrij leggen tot op grondwaterniveau. Na bemaling hoopt men ook de verschillende constructies dieper te kunnen documenteren.
Het waterkunstwerk is uitzonderlijk goed bewaard. Het loopniveau bovenaan kwam grotendeels ongeschonden vanonder de kasseien. De middelste stuw is vrijwel volledig intact met zijn gepunte landhoofden, schotsleuven, brug en kaaimuren. Van zowel de tweede stuw, als de geul van het waterrad, is telkens één kaaizijde zichtbaar. De bakstenen constructies zijn afgewerkt met een parament van Doornikse steen en dekstenen in blauwe hardsteen met een fraaie bekapping en krammen. We zien ook sporen van een metalen hekwerk.
De stad Gent onderzoekt nu de mogelijkheid om dit geheel zinvol te integreren in de nieuwe straataanleg. Men zoekt daarbij naar een evenwicht tussen behoud in situ - waar mogelijk - en evocatie. De uitdaging is te komen tot een resultaat dat voor de passant begrijpelijk is en een verhaal over het historisch belang van deze plek vertelt. Een realisatie die, met wat duiding, de oude waterloop, de stuw en het grote verval tussen de waterlopen op die plek afleesbaar maakt. De goed bewaarde middelste stuwgeul leent zich in elk geval uitstekend om opgenomen te worden in het ontwerp als een verwijzing naar de oude Sint-Jansgracht en als hedendaagse wadi.